“Wie nooit struikelt in het spreken kan zich een volmaakt mens noemen.” Jakobus, die deze uitspraak doet, besteedt in zijn brief een heel hoofdstuk aan ‘het spreken’. Wat doen we met onze tong? “Met onze tong zegenen we onze Heer en Vader, en we vervloeken er mensen mee die God heeft geschapen als zijn evenbeeld.” (Jak. 3)
Een hoofdstuk van woorden, die elke keer dat ik de brief lees hard binnenkomen. Ik denk aan ons als mensen; wij praten over anderen. Soms uit zorg, soms omdat het eruit moet. Soms omdat we zelf niet op iemand af durven te stappen, soms omdat we ons gelijk willen halen. Soms om iets minder ‘goede’ redenen.
‘Niet roddelen,’ zeggen we snel en vaak, maar: wanneer is echt roddel? Sinds een tijdje hanteer ik deze vuistregel: kleurt wat jij gaat zeggen over een persoon de manier dat ik naar die persoon kijk de volgende keer dat ik hem/haar ontmoet? Als dat zo is, is het roddel. Het moeilijke is dat je soms dan al halverwege een verhaal zit; je bent al besmet… Mensen moeten eigenlijk vooraf weten dat jij die informatie niet wilt krijgen.
Daarvoor kunnen we het beste beginnen bij onszelf. Misschien ken je wel de schildwachten voor je lippen: 1. Is het waar? 2. Is het in liefde? 3. Is het nodig? 4. Moet het nu? Het Hebreeuws kent de term ‘lashon hara’ (een kwade tong): spreek niet negatief over iemand, zelfs als het waar is.
Ik word me steeds bewuster van hoe snel ik al in de fout ga met m’n tong. En hoeveel moeite het kost om dat goed te doen, zelfs in m’n luisteren. Hoeveel moeite om iemand in de rede te vallen in een roddelverhaal. En hoeveel moeite het kost om met iemand iets te bespreken in plaats van over diegene kort wat te delen met een ander. We zijn nog geen volmaakte mensen, maar mogen ons wel uitstrekken naar minder struikelen. Laten we woorden spreken tot opbouw, zegen en bemoediging van elkaar!
‘Heilige Geest, ik wil steeds minder struikelen, help me.’